Eventjes pas op de plaats : stel je nu dat het wettelijk niet juist is dat de stadslichten branden icm dimlicht of grootlicht????????????
Ik denk dat oom agent je heftig toespreekt als je stadslicht NIET brandt terwijl je dinlicht voor wel brandt... of als je alleen stadslicht voert!
Nee. Het stadslicht moet afzonderlijk ingeschakeld kunnen worden. Dat je daar dan niet zo mee mag rijden is een heel ander punt.
De pootjes 58 en 58 geven dus aan dat de stadslichten rondom ingeschakeld worden en daarna de spanning ook op de dim of stadslichten gezet kan worden.
Inschakelen van alleen de voorverlichting is niet mogelijk. Dit soort schema's in de autowereld althans worden vergezeld van een extra schemaatje van de schakelaars S2 en S3.
Maar met wat inzicht kun je die zelf invullen.
de vraag was tenslotte:
Hierin moet je verklaren hoe het inschakelen van dim- en grootlicht verloopt
dus met wat inzicht in de werking kun je dat nu verklaren! een antwoordt dat het niet kan en mag is dan dus niet goed

Als je de DIN norm doorzet dan zou gelijke poortnummers inhouden dat daar ook gelijktijdig op geschakeld wordt. Dat zie je ook bij sommige relais waar inplaats van een poort 87 en 87a twee poorten 87 aan zitten. Dat zou dus inhouden dat op het moment dat je de stadslichten inschakeld tevens schakelaar S3 wordt voorzien van spanning en dus afhankelijk van de stand van die schakelaar tevens het dim- of grootlicht wordt ingeschakeld.
S4 is overigens ook raar. In het schema is het zonder meer mogelijk bij uitgeschakeld contact (S1) alle verlichting aan of uit te zetten maar grootlicht seinen is zo uitsluitend mogelijk als het contact aan staat. Het is gewoon een rommeltje.
Het zou al beter zijn indien S2 en S3 onderling door middel van een stippellijn verbonden waren om aan te geven dat hier een mechanische link tussen bestaat, maar je moet gewoon niet proberen om op deze wijze multischakelaars aan te duiden. Gebruikelijke autoelectriciteitschema's tonen diagrammen die de verschillende doorverbindingen aangeven voor elk van de mogelijke schakelstanden. Een typische lichtschakelaar zou dan de volgende patronen kennen (bij gegeven aanduidingen):
NOP
(30 -> 58)
(30 -> 58) + (30/15 -> 56)
(30 -> 58) + (30/15 -> 56) + (30/15 -> 56a)