Ik heb meteen even een vraagje over mijn racer:
Waarom zitten de gordels gekruisd?
6) VEILIGHEIDSGORDELS
6.1) Gordels
Het dragen van twee schouderbanden en een onderlichaamband;
bevestigingspunten aan de carrosserie: twee voor de onderlichaamband -
twee of indien mogelijk één symmetrisch ten opzichte van de stoel voor
schouderbanden. Deze gordels moeten zijn gehomologeerd door de FIA
en voldoen aan de FIA standaard no. 8853/98 of 8854/98. Daarnaast
moeten gordels, gebruikt in circuitevenementen, zijn uitgerust met
draaiknop sluitingen. Voor rallies moeten permanent twee gordel-snijders
in de auto aanwezig zijn. Deze moeten makkelijk bereikbaar zijn voor de
rijder en bijrijder zittend in hun stoelen met de gordels vastgemaakt.
Het wordt aanbevolen dat voor evenementen waarin openbare weg
secties voorkomen, de gordels zijn uitgerust met drukknop sluitingen. De
ASN mag montagepunten op de rolkooi homologeren wanneer deze kooi
wordt gehomologeerd (zie artikel 253-8.4), op voorwaarde dat deze
punten worden getest.
6.2) Bevestiging
Het is verboden veiligheidsgordels te verankeren aan de stoelen of de
stoelbevestigingen.
- Een veiligheidsgordel mag op de daarvoor standaard bestemde
bevestigingspunten worden gemonteerd.
De aanbevolen geometrische plaatsen voor de bevestigingspunten
worden getoond in tekening no. 253-42. De schouderbanden moeten in
neerwaartse richting naar achter zijn gericht en moeten zodanig worden
gemonteerd dat de hoek t.o.v. de horizontale lijn vanaf de bovenzijde van
de rugleuning niet groter is dan 45°, echter aanbevolen wordt dat deze
hoek niet groter is dan 10°. De maximum hoeken van de
bevestigingspunten van de schouderbanden met de hartlijn van de stoel
zijn 20° divergent of convergent. Indien mogelijk moeten de
bevestigingspunten worden gebruikt die door de fabrikant op de C-stijl
zijn voorzien. Bevestigingspunten die een grotere hoek met de horizontaal
creeren moeten niet worden gebruikt.
In dat geval mogen de schouderbanden van vierpunts veiligheidsgordels
worden gemonteerd op de bevestigingspunten voor de heupgordel voor
de achterzitting zoals door de fabrikant voorzien. Voor een vierpunts
veiligheidsgordel moeten de schouderbanden symmetrisch gekruist over
de hartlijn van de voorstoel worden bevestigd. Een veiligheidsgordel
moet niet worden gemonteerd op een stoel zonder hoofdsteun, of aan
een met de stoel geïntegreerde hoofdsteun (waar er geen ruimte is
tussen rugleuning en hoofdsteun). De onderlichaams- en kruisbanden
moeten niet over de randen van de stoel liggen maar er doorheen, zodat
het bekken over een zo groot mogelijke oppervlakte wordt vastgezet. De
banden moeten strak in de overgang tussen het bekken en de bovendij
passen. Onder geen enkele voorwaarde mag deze band over de onderbuik
worden gedragen. Het is toegestaan een opening te maken in een
standaard productiestoel om er een veiligheidsriem door te halen indien
dit nodig is om bovenstaande situatie te voorkomen. Er moet op worden
gelet dat de gordelbanden niet beschadigen door schaven langs scherpe
randen.
- Als bevestiging op een standaard-gordelbevestigingspunt niet mogelijk
is voor schouder- en/of kruisbanden, dienen nieuwe bevestigingspunten
te worden aangebracht op chassis/carrosserie, voor de
Annexe J 2012
77
schouderbanden op de hartlijn van de stoel zo dicht mogelijk bij de
hartlijn van de achterwielen.
- De schouderbanden mogen ook bevestigd worden aan de rolkooi of
aan een versterkingsstang door middel van een lus, en mogen evenzo
worden bevestigd aan de boven bevestigingspunten van de
achtergordels of bevestigd aan of geleid worden over een
dwarsversteviging, die aan de achterafsteuningen van de rolkooi
gelast is. In dit geval is het gebruik van een dwarsversteviging
onderhevig aan de volgende voorwaarden:
- De dwarsversteviging moet een buis zijn van minimaal 38 mm x
2,5 mm of 40 mm x 2 mm, gemaakt van koudgetrokken
naadloos koolstofstaal, met een minimum treksterkte van 350
N/mm2.
- De hoogte van deze versterking moet zodanig zijn dat de
schouderbanden naar achter en naar beneden gericht zijn met
hoek tussen de 10° en 45° t.o.v. de horizontale lijn vanaf de
bovenzijde van de rugleuning; een hoek van 10° wordt
aanbevolen.
- De banden mogen worden bevestigd d.m.v. lussen of bouten,
echter in het laatste geval moet een bus worden ingelast voor
elk montage punt (zie de tekeningen no. 253-17C en no. 253-53
voor de maten). Deze bussen dienen in de versterkingsstang te
worden geplaatst en de banden dienen hieraan te worden
bevestigd met bevestigingsbouten van M12 klasse 8.8 of 7/16
UNF specificatie.
- Ieder bevestigingspunt moet in staat zijn een belasting van 1470 daN
te weerstaan, of 720 daN voor de kruisbanden. Als een bevestigingspunt
voor de bevestiging van twee banden wordt gebruikt, zal
de toe te passen belasting gelijk zijn aan de som van de verlangde
lasten.
- Voor ieder nieuw te maken bevestigingspunt moet een
verstevigingplaat worden gebruikt met een oppervlakte van tenminste
40 cm2 en een dikte van tenminste 3 mm.
- Principes voor de bevestiging aan de carrosserie/chassis:
1) Algemene bevestigingswijze (zie tekening no. 253-43).
2) Schouderband bevestiging (zie tekening no. 253-44).
3) Kruisband bevestiging (zie tekening no. 253-45).